Inleiding in de videokunst deel 2... kunstenaars maken televisie


Tot ver in de jaren tachtig zijn de meningen verdeeld of de televisie als handlanger kan fungeren voor de distributie van video en andere kunstwerken. Incidentele voorbeelden zijn de nachtelijke uitzendingen van P.A.R.K.4DTV op het Amsterdamse kabelnet en de legendarische video "TV as a fireplace (1969) van Jan Dibbets: een knapperend haardvuur dat een reeks Duitse tv-avonden besluit. Elke aflevering van drie minuten toonde een brandend haardvuur dat op de eerste avond werd ontstoken en op de laatste uitging. Dibbets speelde hier met de romantische gevoelens die de feestdagen omringen. Door een haardvuur op de televisie te tonen, ontneemt hij het zijn oorspronkelijke functie - warmte - en krijgt het in een andere context een satirische uitstraling.

Duidelijk is in ieder geval wel dat experimenten van (video)kunst op televisie zelden een lang leven zijn beschoren. De legendarische WDR-productie (Westdeutscher Rundfunk, Keulen) "Black Gate Cologne" (een lichtshow, zwart-wit en geluid) staat te boek als het eerste televisieprogramma dat door kunstenaars werd gemaakt. Het oorspronkelijke materiaal bestond uit twee uitvoeringen van een gezamenlijk multimedia-productie van Aldo Tambellini (bijdrage: documentairebeelden en -films over o.a. de moorden op Martin Luther King en Robert Kennedy) en Otto Piene (bijdrage: twee lichtbeelden in een pneumatische bloem), "BLACK air" genoemd, maar werd radicaal ingekort van 90 minuten tot 23 minuten. Men meende dat het publiek niet meer dan 23 minuten van deze productie kon verwerken. Het werd uitgezonden op 26 januari 1969 (Medienkunstnetz). "We leven in een realiteit met structuren die zijn bedacht door de massamedia. Gedrukte en elektronische beelden vormen de bouwstenen van onze culturele evolutie" (Tambellini).

Nam June Paik's "Electronic Opera #1 1969
In maart 1969 werd in Amerika in Boston het eerste geheel door beeldende kunstenaars gemaakte televisieprogramma uitgezonden, onder de titel "the medium is the medium" (main.wgbh.org). Hieraan werkten mee: Kaprow, Paik, Piene (zie afbeelding), Seawright, Thomas Tadlock en Aldo Tambellini. Het programma liep echter min of meer op een teleurstelling uit, omdat de betrokken kunstenaars niet voldoende zendtijd kregen om hun plannen ten volle te verwezenlijken. De eerste belangrijke "expositie" van het werk van televisiekunstenaars, "TV as a creative medium" (eai.org/kinetic), was in 1969 in de Howard Wise Gallery in New York te zien. Hier werden elf verschillende experimentele programma's vertoond van o.a. Eric Siegel, Serge Boutourline en Paik. De kunstenaars provoceerden door het medium video te gebruiken om discussies over de maatschappij los te maken.

De videoprojecten van de filmer Garry Schum (1938-1973) zijn ook van belang. Hij legde vanaf 1968 het werk van performance en conceptuele kunstenaars op een weloverwogen wijze vast. Geen films óver kunst, maar films die bestaan uit kunstwerken.

Nauw verwant aan de performances en acties zijn activiteiten in de natuur en enorme sculpturen en objecten in het landschap die het beste kunnen worden samengevat met de term Land Art (of Ecologic Art). De term 'Land art' is afkomstig van een Duitse televisiefilm van Schum, die in op 15 april 1969 werd uitgezonden door de Berlijnse zender Freies Berlin. De film duurde 38' en liet werken zien die in de natuur gemaakt waren door de kunstenaars Richard Long en Barry Flanagan uit Engeland, Jan Dibbets en Marinus Boezem uit Nederland, en Dennis Oppenheim, Robert Smithson, Walter de Maria en Michael Heizer uit Amerika. De opnamen waren gemaakt in zeer verschillende decors, zoals de Mojave-woestijn in Californië, het strand van Scheveningen, het Dartmoor-plateau in Zuid-Engeland en de Camargue in Zuid-Frankrijk. Wat getoond werd was een door de kunstenaars veroorzaakte toestand of gebeurtenis in de natuur, zoals het opkomend tij dat een glazen buis omspoelt die loodrecht in het zand gedrukt stond (A Hole in the Sea van Barry Flanagan) of het tekenen van een groot trapezium op het strand met een bulldozer (Dibbets). Het trapezium leek door perspectivische vertekening een rechthoek te zijn, en werd door het opkomende water weer uitgewist.

De reacties in de pers waren vooral lovend waar het Schums radicaal nieuwe initiatief betrof. Voor het grote publiek waren de werken echter nog onbegrijpelijk. Het was nooit de bedoeling geweest dat ze in musea zouden belanden. Desalniettemin slaagde Schum er in 1970 in zijn tweede televisietentoonstelling: "Identifications" uit te zenden via Sudwetfunk Baden-Baden op 30 november. Deze keer werd van twintig kunstenaars uit de internationale avantgarde werk getoond. Zo schoor Ger van Elk met een scheerapparaat een cactus kaal en maakte Reiner Ruthenbeck proppen van papier. "In plaats van grootschalige kunstobjecten in sneeuwlandschappen of woestijnen, gaat het nu om louter een statement van de kunstenaar", aldus Schum.

Filmkunst bestond slechts zolang de uitzending duurde. Ze waren ook nooit bestemd geweest voor de kunstmarkt. Schums pertinente weigering om zijn films van commentaar dan ook te voorzien, leidde uiteindelijk tot het verdwijnen van de televisiegalerie. Schum verlegde zijn aandacht naar video en opende in 1971 de eerste galerie ter wereld die zich speciaal toelegde op videokunst. De galerie was gevestigd in Dusseldorf. Met zijn videogalerie was Schum vertegenwoordigd op vrijwel alle toonaangevende manifestaties, zoals documenta 5, "Sonsbeek 71" en "Prospect 71". "Sonsbeek buiten de perken" in 1971 was de eerste Nederlandse tentoonstelling van formaat waarin videokunst een plaats had.

In navolging van Schum produceerde de Nederlandse televisie (NOS), onder leiding van Frans Haks, "Beeldende kunstenaars maken televisie". In drie uitzendingen in 1971 kregen Boezem, Stanley Brouwn, Dibbets, Van Elk en Peter Struycken de kans de kunst op televisie te tonen. Vooral Marinus Boezems bijdrage, "Het beademen van de beeldbuis", is na de uitzending een vast onderdeel geworden van de Nederlandse videogeschiedenis. Een stoïcijns in de camera kijkende Boezem blaast zijn adem op het glas voor/van de camera. Vervolgens wacht de kunstenaar en met hem de kijker totdat de condens is weggetrokken en zijn strakke blik weer zichtbaar is. Hiermee wordt niet alleen de tastbaarheid van lucht aangetoond, ook blijkt televisie minder immaterieel en doorzichtig dan vaak werd gesuggereerd:
VPRONachtpodium.

In 1987 vond in het Stedelijk Museum Amsterdam een driedelige manifestatie plaats, waarin werken, die kunstenaars maakten, centraal stonden. Het eerste deel bestond uit de tentoonstelling "The Arts for Television" waarin de producties onderverdeeld waren in verschillende disciplines zoals theater, dans, literatuur, muziek etc. Werken van Samuel Beckett, Joan Braderman, Shirley Clarke, Jaap Drupsteen, Peter Greenaway, Ken Kobland, Magazzini Criminali, Ed Rankus, Woody Vasulka en Robert Wilson werden in dit verband aangekocht.

Het tweede deel, "Revision", bestond uit "televisie-werken" die in verschillende Europese landen geselecteerd waren: in Oostenrijk, Belgie, Frankrijk, Duitsland, Italie, Nederland, Zwitserland en Engeland. Een kopie van dit hele tweede deel is voor het museum behouden gebleven.

En als laatste onderdeel van deze manifistatie heeft het Stedelijk samen met de VPRO aan een aantal Nederlandse kunstenaars de opdracht gegeven een leader en een kort eigen werk te maken, die ook door de VPRO zijn uitgezonden en een plaats gevonden hebben in de collectie van het Stedelijk. Dit betrof werk van Pauline Daniels, Gerard Hadders, Gerald van der Kaap, Niek Kemps, Lucebert, Rob Scholte, Wim T. Schippers, Han Schuil, Servaas en Madelon Hooykaas/Else Stansfield.

Zie verder voor uitgebreide informatie over televisie-kunst: medienkunstnetz.de.